Uit monitoringsdata van de afgelopen jaren is een stijging te zien voor een aantal bacteriële aandoeningen. Meer inzicht in het voorkomen, de verspreiding, de genetische variatie en het ziekmakend vermogen is een belangrijke stap om deze kiemen aan te kunnen pakken. In opdracht van de pluimveesector onderzocht Royal GD drie bacteriën: Gallibacterium anatis, de vlekziektebacterie (Erysipelothrix rhusiopathiae) en de ORT-bacterie (Ornithobacterium rhinotracheale).
- Gallibacterium anatis
Gallibacterium anatis (GBA) is nationaal en internationaal een relatief nieuw opkomende kiem voor de pluimveehouderij. De bacterie is, net als Escherichia coli (E. coli) en Enterococcus cecorum (E. cecorum), een kiem die behoort tot de gewone flora van de luchtpijp en darmen van de kip. Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld door stress of in combinatie met andere infecties) kan GBA toch ziekte veroorzaken zoals legproblemen, bevruchtingsproblemen en verhoogde uitval. Wat betekent deze kiem voor de pluimveehouderij en is het nodig om preventieve maatregelen te nemen? In 2021 is een eerste stap gezet naar het antwoord op deze vragen. Wat blijkt:
- Dragerschap GBA komt veel voor in Nederlands pluimvee;
- GBA wordt regelmatig aangetoond bij ziekteprocessen in combinatie met coli;
- Grote variatie tussen koppels en binnen koppels is aanwezig;
- GBA doet qua uitingsvorm en genetische variatie enigszins denken aan coli en E. cecorum.
Vervolgonderzoek in 2022 is o.a. van belang om vast te stellen of er een verband is tussen GBA en gevonden afwijkingen bij de ziekteprocessen. Waarom? Wanneer bepaalde GBA genotypen geassocieerd zijn met ziekte kan dit van belang zijn voor de aanpak door bijvoorbeeld de samenstelling van autovaccins te verbeteren.
- Vlekziekte (Erysipelothrix rhusiopathiae)
Vlekziekte wordt veroorzaakt door de bacterie Erysipelothrix rhusiopathiae (ERH). Bij pluimvee gaat vlekziekte gepaard met huidafwijkingen en verhoogde uitval door buikvliesontsteking en bloedvergiftiging. Vaak worden nieuw op te zetten koppels, na vaststellen van een infectie bij een voorgaand koppel, gevaccineerd tegen vlekzieke om nieuwe uitbraken te voorkomen. Uit eerder praktijkonderzoek (2019) is gebleken dat ook na vaccinatie uitval aanwezig kan zijn als gevolge van vlekziekte. De effectiviteit van het vaccin heeft mogelijk te maken met het verschil tussen de oppervlakte moleculen van de bacterie die verwerkt is in het vaccin en de oppervlakte moleculen van de bacterie die de nieuwe uitbraak veroorzaakt. Het gen dat verantwoordelijk is voor de expressie van een belangrijk oppervlakte molecuul is het Spa-gen.
Uit het praktijkonderzoek van 2021 blijkt onder andere:
- Binnen één uitbraak zijn isolaten van verschillende dieren identiek;
- Er is géén duidelijk onderscheid in varken/pluimvee, land van herkomst, regio in Nederland, of jaartallen van isolatie;
- Er zijn op basis van het Spa-gen drie verschillende clusters te onderscheiden die mogelijk gebruikt kunnen worden om de samenstelling van autovaccins te verbeteren.
Vervolgonderzoek richt zich op het monitoren en nader bestuderen van de verschillen in het Spa-gen onder de hypothese dat het Spa-gen van belang is voor (auto)vaccinsamenstelling.
- ORT-bacterie (Ornithobacterium rhinotracheale)
Het verschil in ziekmakend vermogen van de verschillende Nederlandse ORT-stammen in deze studie is onderzocht in een embryoletaliteitsbepaling. Hieruit kan het volgende geconcludeerd worden:
- Embryoletaliteitsbepalingen lijken op basis van deze resultaten niet van toegevoegde waarde te zijn voor onderzoek naar het ziekmakende vermogen van ORT-stammen.
- ORT-stammen geïsoleerd uit ziektebeelden lijken aan elkaar verwant te zijn. Het is echter niet bekend welke stammen op dit moment in Nederland circuleren en of stammen uit het ‘cluster’ een groter ziekmakend vermogen hebben dan andere ORT-stammen (die genetisch niet aan het cluster verwant zijn). Deze vervolgstap wordt in 2022 gezet.
Meer informatie
Dit veterinair praktijkonderzoek maakte deel uit van het onderzoeks- en innovatieprogramma 2021 van de pluimveesector. Dit programma wordt gecoördineerd door AVINED en gefinancierd door de pluimveesector. Lees hier meer over veterinaire praktijkonderzoeken van de pluimveesector.