In opdracht van de pluimveesector en het ministerie van LNV voerden de Universiteit van Utrecht (UU) en Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) een inventarisatie uit naar de belangrijkste risicofactoren voor insleep van vogelgriep op het bedrijf.
Bij vrijwel alle bedrijven waar sinds 2014 een uitbraak is geweest van HPAI, is een uitgebreide enquête afgenomen om inzicht te krijgen in mogelijke insleeproutes. De bestaande hygiënescan, aangepast naar specifieke vragen rondom vogelgriep, is met behulp van deze informatie ingevuld en geanalyseerd. Ook is een uitgebreid literatuuronderzoek gedaan naar risicofactoren voor (HP)AI uitbraken. De inventariserende studie leverde de volgende voorlopige conclusies op:
- Bioveiligheidsmaatregelen worden steeds meer en beter getroffen door pluimveehouders
- Er zijn weinig bedrijven met een geheel aparte bedrijfshygiënesluis op het bedrijfsterrein, en in de periode van dit onderzoek waren niet overal douches aanwezig
- Mogelijke risicofactoren voor vogelgriep:
- ligging in een waterrijk gebied met veel waterpartijen en fourageermogelijkheden voor wilde vogels
- aanwezigheid van huisdieren op het bedrijfsterrein
- stallen die niet vrij zijn van ongedierte
- opslag van strooisel die niet hermetisch kan worden afgesloten voor wilde vogels of ongedierte
- ligging binnen 200 meter van een weg waarover regelmatig pluimvee wordt vervoerd of hobbymatig of professioneel contact met wilde vogels, pluimvee of siervogels van veehouders of familieleden.
- Insleep via ventilatieopeningen kwam ook naar voren als een mogelijke risicofactor in deze studie. Echter leende de studie zich niet voor het vaststellen van een verband tussen het risico en deze onbekende insleeproutes.
- Mogelijke bioveiligheidsmaatregelen:
- beperken van de aanwezigheid van begroeiing, materialen en fourageermogelijkheden rondom de stallen voor beperken aantrekkelijkheid voor ongedierte of wilde vogels
- hermetisch afsluiten van de strooiselopslag
- zo goed mogelijk afschermen van (ventilatie)-openingen in de stal voor regenwater/condens of stofdeeltjes vanaf het dak of vanuit de directe omgeving van de stal
De uitkomsten van deze inventariserende studie moeten voorzichtig geïnterpreteerd worden. De uitkomsten zijn voornamelijk bedoeld om richting te geven aan vervolgacties in fase twee. Dit onderzoek is gefinancierd door de pluimveesector via de onderzoeksbedrage in 2018 én het ministerie van LNV.