Vlekziekte wordt jaarlijks bij ongeveer vijf tot tien Nederlandse pluimveebedrijven aangetoond, met name bij leghennenbedrijven met uitloop. De afgelopen jaren blijkt het vooral te gaan over serotype 1b, 2 en 5. Een belangrijke preventie maatregel tegen vlekziekte is vaccinatie. Maar biedt vaccinatie bescherming tot het eind van de ronde en is de bacterie dan nog aanwezig in de stal?
Uit praktijkonderzoek van de Gezondheidsdienst voor Dieren blijkt dat er nog steeds uitval kan ontstaan aan het einde van de ronde, zelfs als er is gevaccineerd. Ook kan de vlekziektebacterie nog steeds in de stal aanwezig zijn. Het onderzoek is uitgevoerd op zes bedrijven die in het verleden zijn getroffen door een uitbraak van vlekziekte en waarvan de vaccinatiehistorie bekend is. Dit waren allemaal bedrijven met een uitloop. Door aan het einde van de ronde gestorven dieren bacteriologisch te onderzoeken kan aanwezigheid van de bacterie aangetoond worden.
Onderzoeksresultaten
Op één van de zes bedrijven is aan het eind van de ronde uitval gediagnostiseerd als gevolg van vlekziekte. Op dit bedrijf ging het om de eerste ronde na een vlekziekte uitbraak. Op de overige vijf bedrijven is uit spontaan gestorven dieren geen vlekziekte bacterie geïsoleerd. Dit wil nog niet zeggen dat de bacterie niet meer aanwezig is op deze bedrijven, zelfs niet als er op kweek niks gevonden wordt. Om de vlekziektebacterie aan te tonen in aanwezigheid van andere bacteriën biedt een PCR-test mogelijk uitkomst.
Vervolgonderzoek 2020
In 2020 onderzoekt GD daarom of het mogelijk is een PCR-test te ontwikkelen waar vlekziekte mee wordt aangetoond. Met een PCR-test kan met meer zekerheid worden vastgesteld of dieren besmet zijn met de vlekziekte bacterie. Zowel het onderzoek in 2019 als het lopende onderzoek is gefinancierd door de pluimveesector via de onderzoeksbijdrage.
Lees hier meer over veterinaire praktijkonderzoeken, gefinancierd door de pluimveesector via de onderzoeksbijdrage.